460. Leuke uitspraken bij de MUS

Als MUS-chauffeur heb ik regelmatig toch wel bijzondere conversaties. Ik houd ze bij en zal er een aantal van publiceren.

“Zo jongeman, fijn om je te zien. We willen graag naar de Hooiberg”, zegt een mevrouw die zit te wachten op vervoer.
“Jongeman?”, zeg ik vragend aan de vrouw. Hoe oud schat u mij dan.”
“55”, zegt mevrouw.
“Dank u wel”, antwoord ik en laat het erbij. Doet je toch goed als je het volgend jaar 70 jaar wordt.

“Meneer de chauffeur, u rijdt op het fietspad”, zegt mevrouw achterin.
“Ik mag dat”, geef ik te kennen.
“Oh, dat wist ik niet. Dat heb je als je 88 bent dan houd je die regeltjes niet meer zo bij”, zegt mevrouw.

“Mevrouw, u moet een mondkapje op”, zegt ik tegen een dame die achterin stapt.
“Hoezo”, zegt mevrouw.
“We vallen onder het openbaar vervoer”, vertel ik haar.
“Wat nou openbaar vervoer. Ik kan geen kant op. De Mus is helemaal afgesloten, niks openbaar.“

“U bent tien minuten te vroeg”, zegt mevrouw die al pontificaal met haar tasje op schoot zit te wachten op mij.
“Mevrouw liever te vroeg dan te laat, toch”, laat ik me ontvallen.
“Maar dat betekent niet dat u me straks ook tien minuten te vroeg komt halen, hoor.”
“Nee hoor, mevrouw, weest gerust als ik te vroeg ben verstop ik me wel even.“

“Denkt u dat ik in het karretje pas”, vraag een corpulente dame.
“Ik denk het wel hoor mevrouw”, antwoord ik.
“Maar ik heb wel hulp nodig”, zegt de vrouw.
Die mag ik volgens de voorschriften in Coronatijd eigenlijk niet geven.
“Dat mag ik eigenlijk niet”, zeg ik tegen de vrouw.
“Je kunt me toch wel een kontje geven”, zegt mevrouw.
Ik kijk heel even naar het achterwerk en wil wat zeggen, maar doe het niet.
“Trouwens ik doe niet aan #MeToo, dus doe het maar gewoon”, zegt de wat gezette 84-jarige.
“Mevrouw daar heeft het niks mee te maken, het gaat om Coronamaatregelen.”
“Ach, laat maar zitten, als het zo moet ga ik al niet meer mee.”
Mevrouw draait zich en loopt weg.
Da’s dus voor vandaag een klant minder, jammer.

“Meneer, ik krijg die gordel niet vast”, zegt een vrouw tegen mij.”
“Ik mag het eigenlijk niet doen in Coronatijd maar dan moet ik eigenlijk even over u heen”, zeg ik.
Dat is voor mevrouw een inkoppertje.
“Prima hoor, het is al een lange tijd geleden dat er een vent over me heen is gegaan”, zegt ze me gevat.

“Chauffeur, ik heb opgegeven dat ik naar de Rabobank wil, maar eigenlijk wil ik naar De Hoven (winkelcentrum dat buiten ons gebied ligt.) Als ik u nou eens €5,00 geef, brengt u me dan daar.”
Hoe sneaky. Bij wijze van uitzondering brengen we mensen weleens naar dat winkelcentrum en spreken dan de ophaaltijd af. Ik heb ze in De Hoven gebracht, die €5,00 mocht ze houden.

Ik moet iemand naar het ziekenhuis brengen.
“Ik hoef alleen maar bloed te prikken. Blijft u wachten?” vraagt mevrouw.
Bij het ziekenhuis mag ik alleen halen en brengen en dan wegwezen.
“Dat kan niet mevrouw, ik kan u afzetten en moet dan direct weer weg”, geef ik te kennen.
“Ik zal wel even met die parkeerwachter praten”, zegt ze, “ze is mijn nichtje.“
Ja, daar kan ik niet tegenop.
De parkeerwachter haalt even later zelfs koffie voor me.

Een vrouw heeft geboekt voor twee personen plus een rolstoel. Wanneer ik aan kom rijden staan er drie vrouwen te wachten.
“Zij wil ook mee”, zegt de vrouw die geboekt heeft en wijst op de derde vrouw.
“Sorry mevrouw, er mogen maar twee mensen meerijden en alleen achterin.”
“Maar voorin heb je toch ook nog een stoel”, zegt de derde passagier.
“Helaas mevrouw, er mag niemand naast mij zitten. U zit dan namelijk bijna op mijn schoot.”
“Vind je dat erg dan?”, vraagt mevrouw.
Ik blijf het antwoord schuldig, maar mevrouw gaat niet mee.

Aan het einde van de rit moet ik even blijven wachten, zegt mijn klantenechtpaar.
”Cees, heb jij je portemonnee bij je”, vraagt de vrouw van het stel dat ik zojuist heb thuisgebracht.
”Jazeker”, zegt de man.
Hij pakt zijn portemonnee, graait er wat in en legt wat munten in mijn hand. Ik knijp mijn hand dicht en stap weer in. Als ik mijn hand open doe ligt er €0,15 in.
Ach ze hoeven niks te geven.

Een grote en brede vrouw staat te wachten voor een rit. Het is nog voor Corona. Ze geeft aan dat ze een zere knie heeft en moeilijk in kan stappen.
“Misschien kunt u mij een handje helpen”, zegt ze.
Ik probeer haar in de MUS te helpen, maar het valt niet mee.”
“Pak mijn been even beet en til deze er in”, probeert ze.
Met beide handen omklem ik haar bovenbeen om die naar binnen te trekken. Ze trekt een pijnlijk gezicht bij. Maar wat ik ook probeer het gaat het niet lukken. Ik vraag haar zich een beetje om te draaien, zodat ik haar een kontje kan geven. Ik zegt dat tegen haar.
Ze zegt: “Kontje, kontje, zeg maar reet.“
Met veel moeite heb ik haar in de MUS gekregen. Ik heb alleen gevraagd om geen aangifte te doen voor #MeToo, want dat zou het weleens einde chauffeur kunnen zijn.

Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.