446. Als gladheid je parten speelt

10 januari 2021. We zitten veel te veel op een stoel. We bewegen te weinig. Ik heb me voorgenomen om drie tot vier keer in de week een mooi afstandje te lopen. Waar mijn lief iedere ochtend vroeg gaat, besluit ik om later op de dag te gaan. Soms lopen we samen maar dat is voor mij lastig. Mijn benen zijn langer, waardoor ik in moet houden of vrouwlief moet versnellen.

De thermometer aan de schutting geeft aan dat het -2 °Celsius is. Oppassen geblazen dus. We nemen afscheid van elkaar waar mijn eega gaat wandelen met de buurvrouw, ga ik alleen. We spreken af om geen kruisingen met elkaar te doen. Terwijl mijn vrouw de sleutel omdraait loop ik het straatje af. Gloooods, daar ging ik bijna. “Het is echt glad, Wilma”, geef ik haar aan. Wanneer ik de Westlander over wil steken heb ik opnieuw een glibber te pakken. Er zal toch wel gestrooid zijn, gaat er door mijn hoofd. Het is even half negen en Schipluiden is nog in rust. Even om de hoek is een buurtbewoner bezig om zijn autoruit ijsvrij te maken. Hij heeft zijn motor alvast aangezet ter ondersteuning.

Aan het eind van de Westlander sla ik rechtsaf de Dorpsstraat in. Ook hier ligt er gladheid op de loer. Een wielrenner die aan komt rijden waarschuwt me. “Het is glad meneer.” Ik wandel langs de benzinepomp waar een auto wordt af getankt. “Moggûh, meneer, je hebt er zin in”, zegt de tanker.

Wanneer ik de N468 oversteek, richting fietspad, komt er een hele groep wielrenners aanrijden. Ik wacht, want eenmaal op drift zal men niet stoppen.

Op de Kleine Zijdekade, richting De Lier is het helemaal glad. Ik probeer in de graskant te lopen dat gaat het beste, al loop ik af en toe te zwikken. Er is nog niemand op pad. In de verte komt een hardloper mij tegemoet. Om zijn middel een riem, waar een hond aan vast zit. Het lijkt of hij de hond in wil halen, maar die loopt al die tijd voorop.

Het land van Van den Berg zit vol ganzen en zwanen. Ik zie er ook een zilverreiger. In de lucht cirkelen groepen vogels, gaan ze op weg naar warmere oorden of blijft de temperatuur ook voor hen hier aangenaam. De hardloper passeert: “Goedemorgen”, probeer ik, maar met oortjes in ben je van de wereld. Er is geen respons terug. Wanneer ik onder het viaduct door ben en links af richting Tuinderij wandel zitten er drie vissers op een rij. Waar je zin in hebt om in die kou naar een dobbertje te gaan zitten kijken. Ieder zijn hobby.

Bij de Tuinderij om de hoek is het mogelijk nog gladder. De schaduwkant houdt de temperatuur nog lager waardoor het ijs op de weg blijft liggen. Waarom is hier niet gestrooid, vraag ik me af.

Opnieuw komt er een groep wielrenners aan. “Kijk uit, mannen”, roep ik nog, om even later een hoop gekletter te horen. Er gaan er vier onderuit. Ik loop nog even terug om te kijken voor hulp. Na wat morrelen aan de fietsen stapt iedereen weer op en vervolgen zij hun weg.

In de verte doemt het kerkje van ‘t Woudt op. Even een foto maken. De ganzen op het land van Van Paassen hebben lak aan de vlaggen die ze in hun ingezaaide land hebben aangebracht. Op het gakken van de ganzen na is het muisstil. Dan plots tot driemaal toe een knal. Niet alleen ik schrik er van ook de ganzen vliegen plots op. Men is aan ‘t jagen, denk ik. Er zitten er genoeg, maar een jager zie ik niet.

Op de hoek voor het viaduct onder de N223 staat een bromfiets, stil en verlaten. Een eind verderop wandelt een visser. Hij gooit zijn lijn het water in. “Wat gevangen?” Vraag ik. “Nee, ze hebben er geen zin in vandaag”, antwoordt de dik aangeklede man.

Ik vervolg mijn weg richting Den Hoorn en laat ‘t Woudt links van mij liggen. Het is ook hier rustig en wat er voorbij komt, racet. De grijze wolkenpracht gaat langzaam open. De kracht van de zon duwt het wolkendek als het ware uiteen. Ik schiet er wat plaatjes van. Dan kom ik voor een hek en kan ik die kant niet verder. Er wordt een nieuw fietspad of parallelweg aangelegd. Aan de andere kant van de weg kan ik verder. Inmiddels ben ik al vijf hardlopers tegen gekomen. Dat kan ik niet meer, hoe leuk ik het vroeger ook vond. Maar wandelen is net zo leuk. Hier heb ik overigens weinig last van gladheid. Ik heb er stevig de pas in. 61, 62, 63, 64, 65,….. ik tel mezelf vooruit. Aangekomen bij de A4 moet ik terug naar de overzijde van de weg. Een druk op de knop en ik kan over. Geen wachttijd.

Bij de A4 loop ik naar beneden richting Den Hoorn om bij de geliefde beestjes van mijn liefde, de alpaca’s, rechtsaf te gaan. Opnieuw gladheid. Oppassen dus. De zon krijgt van lieverlee meer kracht, mijn handschoenen gaan de jaszak in. Een man met een herdershond komt me tegemoet en blijft voor mij links lopen. Ik wijk van mijn pad af en schiet naar de andere kant. Aangekomen bij de Rijksstraatweg kijk ik toch links en rechts of er geen auto aankomt, ondanks dat het een fietspad is geworden, rijden er toch auto’s. De brug over de Gaag over op weg naar huis is ook glad. Nog even een foto van Op Hodenpijl en dan door. Dan een versnelling, ik wil mijn snelste wandeling doen, vandaag.

Thuis aangekomen heb ik dat ook gehaald. Mijn eega is nog niet thuis. Zou ze verder gelopen zijn dan ik? Wanneer ik onder de douche vandaan kom, hoor ik de sleutel in de deur. Wilma is er ook. Maar niet wandelend thuisgekomen maar gebracht. Ze is flink onderuit gegaan door de gladheid. Een vrouw die haar hond uit liet in de buurt belde haar man op om Wilma en buurvrouw thuis te brengen. En zo gebeurde. Ze heeft wat last van spieren, een zere elleboog en stuit. Maar ik sta er niet van te kijken als ze morgen weer gaat. Bikkel.

Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.