448. De coronavaccinatie

“Hoe oud bent u eigenlijk”, vraag ik aan degene waar ik mantelzorger voor ben. “Nou dat weet je toch wel”, antwoordt ze mij, ‘’ik word 91.” Een verdomd mooie leeftijd, stel ik vast. “Weet u ook waarvoor ik hier bij u ben”, vraag ik haar. “Ja, zegt ze, je komt mij die prik geven”, zegt ze lachend. Ook ik moet er om lachen. “Nee”, zeg ik, “ik moet voor u een afspraak maken omdat u moet worden geprikt.” “Oh, gezellig”, antwoordt ze me. Volgens mij gaat het allemaal een beetje aan haar voor bij.

Ik ben gebeld door één van de kinderen van degene waar ik mijn tijd besteed aan mantelzorg. Zij wonen veel verder weg dan ik en hebben geen auto. Ik wel. Ze heeft haar kinderen gebeld dat ze een brief heeft ontvangen dat er iemand komt om haar een prik te geven tegen die corona.

“Waar heeft u die brief”, vraag ik. “Oh, die staat op de schoorsteenmantel.” Nadat ik de brief heb geopend die afkomstig is van de RIVM lees ik deze eens aandachtig door. “Ah, de huisarts heeft aangegeven dat u nog mobiel genoeg bent om die prik te gaan halen.” “Komen ze die dan niet thuis geven”. Ze kijkt mij vragend aan. “Nee, geef ik haar te kennen, die moet u gaan halen. “Maar lieve jongen”, dat zegt ze vaker tegen mij, “waar moet ik heen dan?”. Ik zeg haar dat ik dat nog niet weet en dat ik eerst een afspraak moet maken.

Na de brief goed te hebben doorgelezen bel ik het nummer van het RIVM, 0800 7070. Ik denk vrij snel contact te hebben als ik een vriendelijke vrouwenstem hoor zeggen, dat ik op 1 moet drukken als ik in de Nederlandse taal toegesproken wil worden. Dat doe ik dan ook. Vervolgens kan ik op 1 drukken om mijn afspraak af te zeggen en als ik dat niet wil dan hoef ik niets te doen en dan word ik doorverbonden. Ik wacht rustig af. Er klinkt muziek op de achtergrond, dat is meestal geen goed teken. Dat betekent dat je in de wacht staat. Zo’n anderhalve minuut later heb ik contact, denk ik. Maar “het is druk”, zegt de vrouw die men heeft ingehuurd om steeds hetzelfde te zeggen, “blijft u rustig wachten.” Inmiddels heb ik al een kopje koffie op en een koekje naar binnen gewerkt. De tijd gaat voort. 5 minuten, 10 minuten, 15 minuten, 20 minuten en dan op de 21 minuut heb ik haar te pakken. Niet letterlijk natuurlijk. “Goedemorgen”, zegt de telefoniste, “waarmee kan ik u van dienst zijn.” Dat vind ik vreemd, ze weet toch waar ik voor bel, daarom ben ik blijven hangen. Ik vertel wie ik ben en geef aan dat ik een afspraak wil maken voor iemand die de coronavaccinatie wil hebben. “Kunt u mevrouw even geven”, vraagt de vriendelijke mevrouw aan de andere kant. Dat is even lastig omdat het gesprek door mijn gehoorbeperking rechtstreeks op mijn gehoorversterking binnenkomt. Ik leg dat de callcentrum-medewerkster uit. Ze gaat ermee akkoord. “Mevrouw moet wel straks een ‘ja’ geven”, zegt ze. Na alle formaliteiten te hebben doorgenomen, vraag ik op verzoek van de telefoniste of mevrouw akkoord gaat met het verwerken van haar gegevens bij de RIVM en de GGD. Mevrouw twijfelt, leest de krant van A tot Z en zegt dan: “Nou dat weet ik nog zo net niet. Wat gaan ze met mijn gegevens doen?”, doelend op de datalek. Ik weet haar te overtuigen om haar ‘ja’ te geven. Ze voegt nog even aan toe dat ze het vreemd vindt dat het niet bij de huisarts kan. De afspraak staat nu en drie dagen later kan ik al terecht.

Op de dag van de vaccinatie ben ik ruim op tijd bij degene waaraan ik mantelzorg verleen. Ze heeft zich op haar Paasbest aangekleed en gaat op sjiek met mij mee. “Waar gaan we heen?”, vraagt ze mij. “Naar Den Haag, naar het ADO-Den Haagstadion”, antwoord ik haar. Ze lacht en zegt dan: “Ik ben nog nooit in een stadion geweest.” De volle enveloppe met allerlei formaliteiten gaat in haar handtas. De rollator moet ook mee. Met een zucht laat ze zich zakken op de bijrijdersstoel. “Kan jij mij even vast zetten?”, vraagt ze me. Ik sluit de gordel, waarna ik de rollator achterin probeer te krijgen. Wanneer dat is gelukt rijden we even later de snelweg op richting Amsterdam. Ik heb de navigatie via mijn telefoon aangesloten en volg deze. Dat het Haags Kwartier 55 via verschillende manieren is te bereiken, blijkt als ik via verschillende omwegen uiteindelijk bij de witte tent voor het stadion beland. Je zou verwachten dat er borden zijn geplaatst met een bewegwijzering, maar helaas.

Aangekomen bij het stadion wacht een verkeersregelaar mij al op. Ik rijd ‘m voorbij, waarop ik word teruggeroepen. “Hey, hey, waar gaat u naar toe?”, hoor ik ‘m roepen. Ik ga achteruit terug. Dan begrijp ik waarom hij mij wilt spreken. “Ah, ik zie een rollator achterin. Ik zal dat even aan mijn collega melden, dan mag u dichtbij parkeren.” Dat is in ieder geval goed geregeld. Er is een plekje vlakbij de uitgang. Wandelend naar de ingang van de tent worden we netjes ontvangen door een jongeman die ons even wijst op de mondkapjesplicht. Dan is het de handen nog even met gel inwrijven en dan mogen we ons melden. Een jonge, kleine medewerker komt alvast naar ons toelopen. “Goedemiddag”, zegt ze, “mag ik uw legitimatie en gezondheidsverklaring.” Ik overhandig haar de spullen. Ze zet een groen teken op de gezondheidsverklaring. “U mag doorlopen naar het loket”, geeft ze aan. Een vriendelijk meisje met ontzettend mooie ogen, kijkt mij aan. “Mag ik uw legitimatiebewijs en de gezondheidsverklaring”, vraagt ze. Ik schuif het onder het loketje door. “Doet u nog iets met de medicijnenlijst”, probeer ik. “Nee hoor”, antwoordt ze die heb ik niet nodig. Ze tikt de gegevens in het systeem dat kennelijk zo lek is als een mandje, maar je moet je laten registreren. Na wat tikwerk mogen we verder. “Mij collega vangt u op”, deelt ze ons mede, “u mag verder.” Opnieuw een kleine dame die ons meeneemt naar een rits aan prikhokjes. Een al wat oudere dame vraagt om te gaan zitten. Even later zit de prik er in. Dat gaat snel. Tijd voor een praatje heeft ze niet, de volgende staat al te wachten. “U mag even verderop even gaan zitten.” Opnieuw is er iemand die ons meeneemt naar de volgende halte. “Ik voel ‘m wel zitten”, zegt mevrouw als we even zitten. Ze blijft haar arm bewegen. Wanneer we er zo’n tien minuten zitten, komt er een jongeman langs lopen. “Hoe gaat het?”, vraagt hij. “Prima”, zegt mevrouw. Ik raak met hem aan de praat. Hij is een geneeskundestudent en verdient er op deze manier iets bij. Wanneer ik hem vraag hoe lang we moeten blijven zitten en wanneer we mogen vertrekken, geeft hij als antwoord dat als mevrouw zich goed voelt er geen belemmeringen zijn om naar huis te gaan. De jas gaat aan en we lopen naar de auto. “Stelde niks voor”, benadrukt mevrouw nog maar eens.

Nog even een kopje koffie als ik haar heb thuisgebracht en dan mag/kan ik vertrekken.

Al met al is het mij niet tegen gevallen. De wachttijd en dat het niet bij de huisarts kan dat viel mij tegen. Maar verder is het prima geregeld. Mensen die ontzettend hun best doen binnen de mogelijkheden die ze krijgen. Ik kan niet wachten om de mijne te gaan halen.

Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.