361. Een mooie en liefdevolle Kerst

Rotterdam, December 2016. Al jaren woont Kees in haar straat, bij dat ‘vrouwtje’, flink op leeftijd. Hij heeft het op het werk altijd over het ‘vrouwtje’ zonder te weten hoe ze eigenlijk heet. Hij ziet haar ’s morgens met haar boodschappentrolley achter haar aantrekkend de straat verlaten en aan het eind van de dag, als hij al lang weer thuis is van zijn werk, de straat weer in komen wandelen. Wie is zij toch vraagt hij zich al geruime tijd af. Hij durft haar niet aan te spreken, als hij haar gedag zegt loopt ze zonder wat te zeggen, schoorvoetend langs hem heen. Het haar hangt als grijze slierten langs het hoofd. De jas heeft een vette kraag. Ze loopt op afgetrapte sneakers. Heeft ze familie?

Het is dinsdag voor Kerst. Over vier dagen zal het Kerstkind ‘geboren’ worden. Kees heeft zijn laatste verlofdagen opgenomen en is vrij tot aan Nieuwjaar. Hij is van plan om te gaan klussen. Kees is alleen. Zijn vrouw is drie jaar geleden overleden. Plotseling, hij vindt haar als hij thuiskomt van zijn werk. Ze ligt tussen het toilet en de muur in gezakt. 47 jaar is ze pas. Hij lijdt eronder, heeft zijn werk, maar sluit zich nauwelijks aan. Vrienden die hij in die tijd had zijn vrienden en vriendinnen van zijn voormalig echtgenote. Ze komen niet meer. Hij heeft een eenzaam bestaan, heeft geen kinderen en alleen zijn moeder leeft nog. Daar gaat hij regelmatig naar toe. Ook zij is op leeftijd en Kees is als de dood dat hij ook haar zal verliezen.

Kees is een financiële man, heeft een economische opleiding gedaan, maar heeft ook een paar ‘gouwe klauwen’, zoals hij dat zelf zegt. De badkamer moet nodig een opknapbeurt hebben, maar Kees schuift het steeds voor zich uit. Het is een emotionele plek, zijn vrouw lag er immers. Toch moet het dit keer gebeuren. Hij heeft zich al wat georiënteerd en is bij een keukenboer terecht gekomen, waar hij de hele inrichting heeft gekocht. Hij heeft afgesproken dat ze de badkamer zullen plaatsen, waarna Kees de uiteindelijke laatste handelingen zelf zal doen.

Om even voor tienen wordt er gebeld. Twee bouwvakkers staan voor de deur. De klusbus waar ze in rijden staat langs de stoep bij zijn huis. “Mogûh”, zegt de enigszins kalende man als Kees de deur opendoet. “We komen een badkamer plaatsen”, zegt de ander. Er wordt een stucloper uitgerold en voor Kees het weet is zijn huis een bouwproject. Kees ziet het aan. “Kan ik ergens mee helpen?” vraagt hij als men met zware pakketten binnen komt. Maar Kees hoeft niet te helpen. “Een bakkie koffie”, zegt een van de bouwvakkers, “dat zou wel lekker zijn.” Kees schiet de keuken in en schakelt het apparaat aan. “Espresso, cappuccino, gewone koffie”, vraagt hij als de mannen voorbijlopen. Kees maakt de koffie en ziet hoe in een sneltreinvaart alle materialen zijn huis worden ingedragen. Tijd voor koffie is er nauwelijks. Tussen twee loopjes in slurpen de mannen hun koffie naar binnen.

Het gaat die dag als een speer. Beloofd is dat de klus in twee dagen is geklaard en daar gaat men voor. Als de klussers die avond vertrekken staat er al een geheel nieuwe badkamer. De kleine dingen gebeuren de dag erop. Kees is stikgelukkig. Wie had gedacht dat hij voor de Kerstmis nog in het nieuw zou zitten?

De volgende ochtend zijn de mannen al om half acht bij de opdrachtgever. Kees loopt nog in zijn badjas als er wordt gebeld. Wanneer hij de deur opent nemen de mannen Kees van top tot teen op. Zijn lange, blote, witte benen en dito tenen staan in schril contrast met zijn zwarte badjas. “Zo Kees, laat naar bed gegaan?” vraagt een van de mannen. “Ik kon er geen zin in krijgen vanmorgen”, zegt Kees en toont een lach. “Wanneer denken jullie klaar te komen?”, vraagt hij. De oudste van de twee begint te lachen. “Dat moet je aan mij niet vragen”, zegt hij, “ik heb wel even nodig.” Hij glimlacht als hij zegt. Bij Kees valt het kwartje. “We verwachten tegen het middaguur de zaken afgehandeld te hebben”, zegt de andere breedgebouwde bouwvakker. “Dan is het aan u”, geeft hij mee. Kees twijfelt. “Zouden jullie ook de rest willen doen?” vraagt hij, “dan zit ik er met de Kerst helemaal picobello bij.” Even wordt er overlegd. De mannen noemen de meerprijs. Kees kan zich ermee verenigen en geeft hen zijn fiat. Waar hij eigenlijk drie jaar tegenaan heeft gekeken is nu in twee dagen klaar.

Het is nog even doorpezen, maar om half zeven geven de mannen aan dat de klus gereed is. Kees glimt, dit had hij niet verwacht. “Je krijgt de rekening toegestuurd”, zegt de oudste van het stel. “Wat we vanmiddag hebben gedaan, willen we graag handje-contantje”. Kees duikt even zijn voorraadkast en geeft hen het geld. Daarna nemen ze afscheid. Kees is in de gloria.

Doordat het allemaal heel voortvarend is gelopen bedenkt Kees dat hij daar best dankbaar voor mag zijn. Hij zoekt een ding, waar hij zijn dankbaarheid in kan tonen. De ochtend na de klus gaat Kees voor de boodschappen weg. Hij kiest vandaag niet voor zijn eigen supermarkt en rijdt wat verder weg. Als hij zijn auto heeft geparkeerd en de winkel in wil lopen, staat ze daar, het ‘vrouwtje’. Ze houdt haar hand op en brengt de karretjes terug. Mensen stoppen haar een zakcentje toe of een boodschap. De boodschappen gaan netjes in het boodschappenkarretje dat ze naast zich heeft staan en dagelijks achter zich aantrekt. Wanneer ze Kees ziet draait ze zich om. Hij doet of hij gek is en loopt haar voorbij. Op het gemak doet Kees zijn boodschappen. Hij heeft een plan. Hij doet meer boodschappen dan hij doorgaans gewend is. Als hij de winkel verlaat staat het ‘vrouwtje’ niet aan de deur. Ze is met iemand meegelopen om het karretje later weer in de rij te zetten. Kees wacht, ook hij wil graag dat ze met hem meeloopt.

Wanneer de oudere vrouw terug is vraagt Kees haar om even mee te lopen. Ze kijkt argwanend naar Kees. ”Ken ik u?” zegt Kees. De vrouw trekt haar mondhoeken iets omhoog. “We wonen toch in dezelfde straat”, zegt hij. De vrouw knikt. Ze loopt met Kees mee naar zijn auto. “Waarom staat u hier bij de winkel?” vraagt hij. Er komt niet veel uit bij de vrouw. Kees merkt dat hij haar niet teveel moet vragen en dat antwoorden krijgen moeilijk zal zijn. Toch probeert hij het opnieuw. “Loopt u elke dag naar deze supermarkt?” vraagt hij. Ze knikt. Terwijl Kees de boodschappen in een krat stapelt, geeft ze een voor een de goederen aan. Dan valt hij direct met de deur in huis. “Wat doet u met Kerst?” vraagt hij. Ze kijkt hem aan. “Ik eet wat ik heb gekregen van de mensen, verder bid ik voor de wereld.” Kees draait zich om. “Vindt u het leuk om bij mij te eten?” vraagt hij haar, “ik ben ook alleen en we wonen in dezelfde straat.” De vrouw schrikt van het aanbod. “Nee”, zegt ze, “ik blijf graag alleen.” “Maar ik ben ook alleen”, zegt Kees, “we kunnen dan toch samen….”. Dan ziet Kees een traan over haar wang lopen. De traan loopt naar haar mondhoek, ze slikt hem in en veegt met haar handen langs het gezicht. “Meent u dat nou?” en ze kijkt hem vragend aan. “Jazeker”, zegt Kees. “Ik heb het hartstikke goed en vind het fijn om iets voor een ander te kunnen doen.” “Ik moet er even over nadenken”, zegt de vrouw, “ik laat het je weten.”

Die avond gaat om even over half tien de deurbel bij Kees. Het oude vrouwtje staat voor de deur. Ze is net terug van extra koopavond. “Ik doe het”, zegt ze. “Hoe laat verwacht u mij?”

Op de eerste Kerstdag zitten Kees en het ‘vrouwtje’ bij Kees aan tafel. Hij heeft de rollade gebraden, heeft een champignonsoepje gemaakt, twee groentes gekookt en een heerlijke Monapudding als toetje. Ze praten over hun leven. Kees over de dood van zijn vrouw, het vrouwtje over haar malaise. Ze heeft een turbulent leven achter de rug, waardoor er veel schulden zijn ontstaan. Ze is afgesloten van het gas, en maakt haar eten warm op een warmhoudplaatje. Ze heeft geen verwarming en wil uit principe geen hulp. Met de fooien die ze krijgt kan ze rondkomen. Kees vraagt haar om eens in de kledingkast van zijn vrouw te kijken daar hangt nog van alles. “En als u toch boven bent mag ik gebruik maken van mijn nieuwe badkamer. Je bent de eerste die er gebruik van maakt.” De vrouw gelooft het allemaal niet en knijpt zich in de arm. Is dit werkelijkheid of een droom.

Het is een mooie eerste Kerstdag geworden voor Kees en Truus, het oudere ‘vrouwtje’. Truus gaat met een hele garderobe aan kleding de deur uit. Het haar heeft ze in een vlecht gemaakt. Ze hebben hun eerste contact en niet het laatste. Op zaterdagavond komt Truus regelmatig even bij Kees langs, geen relatie, maar gewoon vriendschap. En Kees, Kees heeft een doel, hij helpt Truus met de financiële zaken, vraagt een uitkering aan en steekt ook nog wat geld in het huisje dat ze bewoond. Langzaamaan krijgt het ‘vrouwtje’ de zaken weer op de rit. Ze gaat nog wel steeds met haar boodschappentrolley naar de supermarkt, “want de klanten kennen me al lang en ze zouden me niet willen missen.”

Op tweede Kerstdag gaat Kees naar zijn moeder, hij heeft iets leuks te vertellen. Ook zijn moeder geniet en niet alleen van de kookkunsten van haar zoon.

*Kees en Truus zijn gefingeerde namen

113. Word je als een crimineel beschouwd als je een hypotheek wilt afsluiten?

Ik ben betrokken geraakt bij een aanvraag voor een hypotheek. Bewuste mevrouw is op zoek naar een hypotheek en heeft een appartement op zicht. Ze werkt in een supermarkt en heeft daarnaast een klein adviesbureau. Het is uit beide functies geen echte vetpot, maar mevrouw woont alleen in een huurhuis en voor haar doen kan zij er perfect mee rondkomen.

Na bezichtiging van het koopappartement is ze helemaal lyrisch van de woning en gaat ze op zoek naar een hypotheekadviseur. De woning valt onder koopgarantie waardoor zij voor het appartement slecht 75% behoeft te financieren. Haar hypotheek moet wel volwaardig af te sluiten zijn, schrijft de verkopende partij. Met haar inkomen en de huidige rentestand gaat dit met twee vingers in de neus. Om aan te geven, ze gaat ruim de helft minder betalen dan haar huidige huur.

Na een bezoek en intake bij een hypotheekadviseur komt ze glunderend naar buiten. De adviseur geeft aan dat dit een makkie wordt. Ze voldoet aan alle voorwaarden en krijgt op het scherm alleen maar groene bolletjes te zien. Dit houdt in dat er meerdere hypotheekverstrekkers haar bijna springend willen binnen halen. Ze gaat naar huis en heeft het nodige huiswerk meegekregen. Omdat ze alle stukken altijd netjes bijhoudt, is het een kwestie van een map lichten en stukken trekken.

Het invulformulier, wat ze heeft meegekregen, wordt nog diezelfde avond ingevuld. De gevraagde stukken worden gescand en digitaal toegevoegd aan het invulformulier. Meegestuurde stukken zijn, een jaaropgave van de jaren 2013, 2014, en 2015. Daarnaast een ingevulde werkgeversverklaring, een kopie van het contract bij de supermarkt, de jaarstukken van haar adviesbureau over eerder genoemde jaren en een kopie van het legitimatiewijs. Alles bij elkaar bijna een complete ordner. Dan wordt het wachten op het resultaat. Nog diezelfde avond gaat alles terug naar de adviseur. Mevrouw laat er geen gras over groeien en resoluut als ze altijd is, wil ze graag de regie in eigen hand houden.

Vijf dagen na insturen toch maar eens navragen hoe het er mee staat. Van de adviseur krijgt ze de mededeling dat zij zich geen zorgen hoeft te maken. Het komt allemaal goed, maar omdat mevrouw ook nog ZZP-er is, is de toets ietsje zwaarder dan bij een normale aanvraag. Met een gerust hart gaat men het weekend in.

Direct na het weekend een e-mailtje van de hypotheekadviseur. Gebleken is dat de werkgeversverklaring niet juist is ingevuld. Het komt niet overeen met de jaaropgave van het huidig jaar. Dat klopt ook, legt mevrouw uit, omdat zij in het voorafgaande jaar minder is gaan werken. Met deze onderbouwing kan de hypotheekverstrekker niet leven. Er moet een nieuwe werkgeversverklaring worden ingeleverd. Bij de werkgever is men niet één van de snelste en heeft het belang van de werknemer ook niet zo hoog zitten dat men direct aan de slag gaat. Na er een telefoontje aan te hebben gewijd, komt de werkgeversverklaring binnen. Mevrouw kijkt de verklaring nog een keer na en merkt op dat er niet veel is veranderd met die van de vorige keer. Wel zijn de overuren op een andere manier weergegeven, maar het eindresultaat blijft hetzelfde. Deze verklaring wordt ingestuurd naar de hypotheekadviseur die al direct constateert dat er in de verkeerde kolom is aangekruist dat er sprake is van een proeftijd, terwijl mevrouw er al meer dan tien jaar werkt. Handmatig wijzigen mag niet dus moet men terug naar de werkgever. Daar heeft men maar één medewerker die werkgeversverklaringen mag invullen en die is juist op vakantie gegaan. Kan het slechter? Als mevrouw aangeeft dat ze er spoed mee heeft, kan plots ook een ander medewerker de verklaring wel invullen. Mevrouw moet dan wel even aangeven hoe dit moet. Kennelijk bewaart men bij de werkgever geen kopie-exemplaar. Na enige uitleg wordt de verklaring in de digitale brievenbus gedeponeerd, zodat mevrouw deze direct kan door sturen naar de hypotheekadviseur.

Na twee dagen toch maar weer eens contacten met de adviseur. Ja, men is met de toets bezig maar er zijn toch nog weer wat nader vragen. “Kan de account van mevrouw de financiële stukken opsturen en waarmerken van de jaren 2013 en 2014.” Mevrouw pakt opnieuw de telefoon en communiceert met haar accountant. Nog diezelfde dag krijgt ze al de stukken in haar e-mail. Dat gaat rap. Even doorsturen en dan is het gepiept, denkt mevrouw. Dat blijkt even anders te lopen.

Als men opnieuw contact opneemt met de adviseur wil hij ook graag de jaarcijfers van 2015 en een voorspelling voor 2016 ontvangen. Zonder die cijfers is het niet mogelijk om een hypotheek te verstrekken. Mevrouw klimt opnieuw in een Excelsheet en gaat aan het rekenen. In het format van de accountant transporteert zij haar cijfers in een Word-document en stuurt ook deze door naar de adviseur. Ze is er inmiddels wel klaar mee, maar het appartement staat intussen leeg en smacht naar een mooie bewoner. En ook mevrouw wil niets liever dan verhuizen en van dit appartement háár appartement maken.

De hypotheekverstrekker is er toch niet gerust op kennelijk en denkt mogelijk aan fraude als men ter overlegging vraagt om de belastingaanslagen van 2013 en 2014. Voor 2015 voldoet een door de accountant in concept opgemaakte aangifte 2015. Mevrouw heeft er inmiddels geen vertrouwen meer in en klopt bij mij aan. Ik ben niet bij machte en in staat om het geld aan haar te lenen, maar mijn hart is er goed genoeg voor.

De hypotheekadviseur blijft positief en doet er alles aan om het rond te krijgen, alleen is hij wel afhankelijk van de verstrekker van de hypotheek.

Vanmorgen heeft zij zich ziek gemeld. Ziek van ellende omdat het er bijna op lijkt alsof ze de kluit belazerd. Een hypotheekverstrekker die kennelijk niemand vertrouwd. Beschouwt men haar bij de hypotheekverstrekker als een crimineel soms? Moet je hiermee dan in zee gaan? Mevrouw blijft wel moed houden, maar het sprankelende dat zij had toen ze voor het eerst uit de woning kwam, zie ik niet meer terug.

Je zult maar een kleine ZZP-er zijn, dan beschouwt men je kennelijk als een paria.

Ze hoopt nog steeds op een goede oplossing. Ik wens haar sterkte en volg het proces op de voet.

 

45. Detailhandel in mijn jeugd in Den Hoorn

Soms denk ik terug aan vervlogen tijden. Het romantische uit de tijd dat ik nog bij mijn ouders thuis woonde. We woonden met ons gezin aan de Looksingel in Den Hoorn. Eerst alleen de benedenverdieping, later toen de bovenburen waren verhuisd, kregen we de beschikking over het hele huurhuis.

Vanuit ons hoekhuis in de straat had je een mooi uitzicht over de polder. We keken over het platte glas over het water tot aan de voetbalvelden. Vanuit het zolderraam keken we op zondag met een verrekijker naar de verrichtingen van het eerste elftal van RKSV Den Hoorn.

Doordeweeks voeren de boten langs ons huis. Tuinarbeiders die hun westlanders voortduwden met een vaarboom. We zaten op een veilingkist langs het water als de file van vaarschuiten voorbijkwam. Tuindersknechten of de tuinder zelf die hun waren brachten naar de veiling aan de Hoornseweg. Soms mochten we een stukje meevaren, een enkele keer zelfs mee de veiling op. Barre tijden waren het. Allerlei groentes en fruit werd er vervoerd, komkommers, sla, tomaten, meloenen, radijs, bloemkool en rodekool. Een enkele keer kregen we een stukje groente of fruit van de schipper om dit thuis later weer in te leveren. Het was immers geen vetpot

De bakker en de melkboer kwamen nog aan de deur. Onze eerste melkboer was Bas de Vette, dan Toon Roessen en later zijn zoon Piet en als laatste Cees Harteveld. Melk kwam uit een grote ketel en werd in flessen getapt. Later werden de gevulde flessen door de uitbater zelf geleverd. De rekening werd eens in de week opgemaakt. Het kasboekje werd door de melkboer bijgehouden. De melkboer leverde ook biest voor wie het lustte. De bakker kwam aan de achterkant binnen. Joop Hoek en later Piet Warmenhoven. De achterdeur was los en er lag een briefje op het aanrecht, waar een mandje op stond. Op het briefje stond de bestelling. Eieren en boter werden geleverd door een vriend van mijn vader, Jan Konings. Een man die met een kar met daarop het woord ‘comestibles’, de ronde deed. Als we op zaterdagmiddag werden gewassen met het koude water uit de kraan kwam de heer Konings langs met zijn waren. Ook hij kwam altijd door de achterdeur naar binnen. Na een kopje thee en een lang praatje vertrok hij weer. In de wintermaanden vervloekten we hem. We stonden in ons blootje in de keuken om gewassen te worden en dan kwam hij binnen door de achterdeur, die direct de toegangsdeur van de keuken was. Als de achterdeur dan open ging sloeg de kou om ons lichaam. (Er was geen douche in het benedenwoonhuis, waardoor we zittend op het koude aanrechtblad werden gewassen.)

Op dinsdag en donderdag kwam de groenteboer langs. Op dinsdag Marius Bernöster. Hij duwde zijn trapfiets vaak voort. Naar mijn idee kon hij met zijn korte beentjes niet bij de trappers van de bakfiets. Later kwam er de groenteboer Koos van der Gaag met paard en wagen bij. Zijn paard, een dikke knol, heette Bles, dat weet ik nog wel. Als de man de straat uit was, was de straat een opper paardenstront rijker. Later werden paard en wagen vervangen door een auto. Een rossige groenteman kwam speciaal uit de Betuwe en reed door Den Hoorn om zijn waar te slijten. Weer later kwam Van der Windt langs, de groenteman uit Schipluiden, die met voornamelijk aardappelen en als bijproduct groente, Den Hoorn voorzag van de nodige vitamine en voedsel.

Op dinsdag hoorde je rond het middaguur Lorre Sien. Lorre Sien was een vrouwtje dat woonde in Siberië, een woonwijk in Delft. Ze schreeuwde door de straten en liep door poorten en riep dan: “Lorren, lorren, wie heeft er nog lorren?” Het kleine vrouwtje liep in de kleding die ze ophaalde. Een grote zak op een gebogen rug gaven aan dat het een zwaar beroep was. Eens in de twee weken kwam Pietje Olieboer langs. Menig keer moest hij worden geholpen als hij weer met veel te zware kannen petroleum de Hoornse brug op moest. Pietje, klein van stuk, vandaar de naam Pietje, van den Berg die met zijn petroleumkannen aan zijn stuur Den Hoorn voorzag van voeding voor de petroleumstelletjes. Het vlees werd hierop gestoofd. Langzaamaan sudderde het vlees in het vet, tot het uit elkaar viel.

Tweemaal in de week reed de schillenboer door de straten. De heer Koene uit één van de kleine zijstraten van de Dijkshoornseweg reed met een hondenkar door Den Hoorn. De hond was opgesloten in een hok naast de familie Van der Vaart aan de Dijkshoornseweg. Menig passant schopte of sloeg tegen de houten schotten, waarop de hond bijna door het hok heen kwam. Hij voerde een bel mee, waarmee de buurt werd gewaarschuwd dat hij er was. Nadat een dochtertje van hem was verdronken in het water van de Look hield hij op met ophalen. Deze gebeurtenis had een grote impact op het dorp. In mijn beleving was het hele dorp in diepe rouw.

De functie van schillenboer werd later overgenomen door de familie Schrier. Een grote familie die woonde in het Westerkwartier. Zij hadden wat land aan de Dijkshoornseweg. Hier liepen wat varkens en pony’s. De opgehaalde schillen werden in ketels gekookt en gevoerd aan de dieren die zij hielden. Ook zij kwamen met paard en wagen langs de deur. Met deze familieleden, toen in onze beleving, een zigeunerfamilie, mochten we altijd meerijden. Zittend achter op de kar tussen de schillen reden we het hele dorp door, om aan de Dijkshoornseweg te eindigen. Op deze plek staat nu de Kickerthoek, waar ouderen een mooi onderkomen en een fijn woongenot hebben. Weer later kwam Ton van Winden, op zijn fiets had hij een mand met een zak erin. Hier vervoerde hij de opgehaalde schillen. Bij zijn vader, aan de Woudseweg liepen zijn varkens. Die plek is nu de kazerne van de Brandweer.

Eenmaal per jaar bezocht Cees de kolenboer ons huis. Cees de kolenboer is het synoniem voor Cees van der Ende sr.. Mannen in zwarte corduroypakken en een zak over hun hoofd die hun nek beschermde, sjouwden de kolenzakken naar onze achterplaats. Het zwarte stof stoof in het rond als de zakken werden geleegd in het kolenhok.

Éénmaal per jaar ook kwam de scharenslijper, of -sliep, langs de deuren. Het was een bekende verschijning en je vertrouwde er toen je scharen en messen aan toe.

In de zomerweken kwam Willem, de ijsboer langs. Willem had een kunstbeen, hield zijn poot stijf en gooide dat been over zijn zadel van zijn ijscobrommer heen om op te stappen. Hij ventte het ijs uit voor LaVenezia uit Delft. Voor een kwartje kocht je een heerlijk ijsje. Ook de patatboer Harteveldt reed rond met een mobiele patatwagen. Later kreeg hij een standplaats tussen de R.K. Kerk en de Delftse Groenteveiling. Zwarte Joop stond in de patatkar. Hij kon rustig van 10 klanten tegelijk alle bestellingen onthouden.

In Den Hoorn had je meerdere ‘super’marken. De winkel van Cas Schilperoort die later overging naar de VeGe van Nic. Schenkeveld aan de Woudseweg en de Sperwer van Van Velzen aan het Koningin Julianaplein. Het was een winkel waar men nog schappen met losse bruine bonen en koffie had. Je mocht je waar zelf scheppen, waarop je dat in bruine papieren zakken meekreeg. Mijn moeder won er haar eerste buitenlandse reisje met een rijm dat ze had ingestuurd. Het werd Parijs, waar mijn pa en ma naar toe zijn gereisd. Later werd de Sperwer een 4=6. Je kocht er zegeltjes voor vier cent en kreeg er bij inlevering 6 cent voor terug. Achter in de Dijkshoornseweg had je er nog één. In eerste instantie gestart als melkwinkeltje door Kees Overgaag, werd deze nog even overgenomen door zijn zoon Aad. Nadien kreeg deze winkel een doorstart als ‘supermarkt’ door Jan de Vette, een Sparvestiging. Deze winkel werd voornamelijk door de buurtbewoners en inwoners van het streekgebied Sion bezocht.

Nadat Aad van Velzen zijn café verliet en in 1960 verhuisde naar het Koningin Julianaplein, kwam er wederom een Van Velzen in het pand. Jantje van Velzen uit Delft werd daar de eigenaar van. Hij startte er een speelgoedwinkel annex huishoudelijke materialen. Later werd de zaak overgenomen door Paul van Haaren, zoon van een ijzerhandelaar uit Delft. Weer later werd de zaak verkocht en deed het Chinees restaurant zijn intrede in Den Hoorn. In de zestiger jaren werd het pand van opa Bak, die was overleden, flink onderhanden genomen en vestigde Schipluidenaar Cees en Enoch van der Burgh zich op de hoek van de Hoornsewal en Dijkshoornseweg onder de naam: Corona, als elektronicazaak. Menig eerste tv-toestel in Den Hoorn is door hem aan de Hoornse bevolking verkocht.

Verder had je er nog de tabakswinkel van Lannetje van Velzen aan de Dijkshoornseweg. Lannetje, omdat zijn voorletters L.A.N. waren en de man klein van stuk was. Zijn eigenlijke naam was Leo. Zijn ietwat deftige echtgenote kon zich boos maken als men Lannetje zei. “Hij heet Leo”, sprak ze enigszins geaffecteerd. Later werd het ook het postagentschap. Thans is het de Primera van de familie Bouter en inmiddels heeft de tweede generatie Bouter de winkel verlaten en heeft het een nieuwe eigenaar. Naast de winkel van Van Velzen was een kleine werkplaats waar de aan de overkant van de straat wonende Toon Wilmer schoenen maakte. Bert Gerritsen was er zijn ‘leerling schoenmaker’. Even verderop, richting Hoornsewal, zat de smederij van Jan Groen. De smederij wasvan zijn vader Ot geweest. Hij verkocht er ook fietsen. Naast het bedrijf van Jan Groen zat het aannemersbedrijf van Toon (A.F.) Keijzer. Met zijn vier zoons, Jan, Joop, Ben en Ton een echt familiebedrijf. Bij de oude Toon Keijzer was ook de werkplaats waar hout werd geschaafd en gezaagd. De deuren stonden altijd open. Als je zaagsel wilde hebben voor jouw cavia of marmot mocht je gratis een zak scheppen en meenemen. Naast de aannemer Keijzer, het groentehalletje van Marius Bernöster en daar schuin tegenover de haarsalon van Tom Mollier. Eerder had de heer Van Galen in dezelfde straat er zijn nering als kapper. Daarnaast de bakkerij van Piet Warmenhoven. Als je de poort door ging naast zijn winkel kwam je in de werkruimte met de oven. In de winkel bediende zijn altijd deftige geklede vrouw de klanten. Zij hadden een mooie dochter, Carola. Naast de bakkerij had je het slachthuis en de slagerij van Van Rooijen. Vader Dries van Rooijen voerde er de leiding. Later is de zaak overgenomen door zijn zoons Lau en André. In 1960 werd de winkel heropend. Even verderop stond op de hoek van de Dijkshoornseweg/Pr.Beatrixstraat, de winkel van manufacturen en kleding van Cor en Toos van Dijk daarnaast had je de winkel in elektra, later een Doe het Zelf van Loek (Lampie) Loomans. Beide winkels zaten midden in de kern van Den Hoorn tussen de Dijkshoornseweg en de Hof van Delfstraat. De hoofdingang van het garagebedrijf van Gerard Kleyweg (GEKA) zat aan de Hof van Delftstraat, met een doorgang naar de Dijkshoornseweg. Ook een benzinepomp midden in het dorp was een druk bezocht punt. Toos Spek, die eigenlijk Van der Drift heette na haar huwelijk, bediende de pomp. Toos was een bekende voor iedereen. Aan het eind van de Hof van Delftstraat richting Dijkshoornseweg zat de winkel en het magazijn van Van Beek, een loodgietersbedrijf. Eerst deed vader Van Beek de zaken, later werd het overgenomen door zijn zoon Joop.

Als we verder de hoek om lopen en richting Sion gaan komen we in de Dijkshoornseweg het bedrijf van Benfried tegen. Het had een ingang aan de Dijkshoornseweg, maar ook aan de Looksingel. Ooit opgericht door Ben Lansbergen en Fried Koop. Het bedrijf levert spullen aan de tuinbouw. Met chauffeur Lau de Kok mocht ik regelmatig meerijden om meststoffen, buizen en andere materialen weg te brengen. Aan de voorzijde van de Dijkshoornseweg zat een benzinepomp, De Witte Raaf, Ton van Wijk is daar een tijd de beheerder van geweest. Daartegenover zat het meststoffenbedrijf van Goeijenbier, onder de naam Perguano leverde hij zakken met mest. De volgende ondernemer was het tuincentrum annex surfplankenhandel van Maarten Buijing. Maarten had nogal wat succes bij surfkampioenschappen en besloot om naast zijn planten ook surfplanken te gaan verkopen. Aan de overkant van het water, de Lookwatering, tegenover Buijing, de kleine aannemer Aad van Adrichem. Even verderop op de Dijkshoornseweg zat ‘de Scheepswerf’. Op een bok stond altijd een scheepje te wachten. Of het ooit zou worden afgemaakt, weet ik niet. Opgezet door Winkes en later overgenomen door Janus Bouter. Weer later werd er een lasbedrijf aan toegevoegd en wordt Cor van de Sluis er de eigenaar van. In één van de kleine zijstraatjes, de Willibrordusstraat, woonde mevrouw Co Verburg. Zij haalde kapotte kousen en panty’s op. Dat wil zeggen dat ze daar waar een ladder in zat weer netjes in orde maakte. Datzelfde werd gedaan door Mw. Vermaat. Direct tegen de Willibrordusstraat aan stond, tegen de sloot aan, een loods. Hier was het aannemersbedrijf Sperling gevestigd. Ook de aannemer Jan. Hendrik van de Meij heeft er jarenlang zijn domicilie gehad. Even daarvoor stond een groot woonhuis in één van de bijgebouwtjes probeerde men een patatzaak te vestigen. Dit bedrijf heeft er niet lang gezeten. Op een gegeven moment stichtte vader Preuninger er nog een autobedrijf met benzinepomp naast. Recht tegenover de Willibrordusstraat zat op Delfts grondgebied de boomkwekerij van de Gemeente Delft. De heer Kramer was er de beheerder van. De gemeente Delft onttrok hier al haar bomen die door Delft heen werden neergezet. Wat verderop in de Dijkshoornseweg stond het garagebedrijf van Piet Verhagen. Ook hij runde er een benzinestation bij. Later werd het bedrijf overgenomen door de familie Dijkshoorn en kwam KOFRA (Koos en Frans) ervoor in de plaats. In één van de zijstraatjes van de Dijkshoornseweg woonde ook de eigenaar van de Vishandel, Van der Eijk. Hij had zijn winkel aan de Verwersdijk, maar ook vanuit zijn woonhuis ventte hij zijn vis uit. Nog verder op had je de ketelhandel van Ben Groen. Als ik het me nog goed kan herinneren, woonde in het huis met het rieten dak, schuin tegenover de winkel van eerst Kees Overgaag, later Jan de Vette, de loonfrezer Cor Gerritse. Het huis was van Pruisken, hij huurde het. Van hem kan ik me nog herinneren dat hem een ernstig ongeluk overkwam toen hij de voetbalvelden van Den Hoorn aan het frezen was. Hij verloor er zijn been aan één van de frezen van zijn machine. Cor was vrijwillig bezig, maar door zijn ernstig ongeluk had hij geen inkomsten. Een verzekering die hij had keerde niet uit omdat hij op een zaterdag als vrijwilliger bezig was geweest. In 1957 verhuisde het gezin naar het dorp. Helemaal aan het uiteinde van Den Hoorn, aan de Noordhoornseweg,, Het Bonte Huis. Geer van Vliet zwaaide er de scepter. Later werd hij ook de pachter van het zaaltje, dat gebouwd was aan de gymzaal aan het Koningin Julianaplein.

Den Hoorn kende verschillende aannemers. Louis (Wiet) van Velzen, zijn werkplaats hebbende aan de Woudseweg. Het reeds eerdergenoemde bedrijf van A.F. Keijzer en de schoorstenenmaker/aannemer George Thoen. De laatste had zijn werkplaats op de hoek van de Woudseweg en de Lookwatering. In het pand was ook de verzamelplaats van het oud papier voor de voetbal. We gingen er vaak heen om tussen het oud papier te zoeken naar ‘vieze’ boekjes als de Lach. We namen dan ook de laatste Katholieke Illustratie en de Panorama weer mee naar huis omdat we die thuis niet konden betalen. Aan de Woudselaan zit nog een aannemer, in een andere tak van sport, Arie Harteveld. Het bedrijf werd opgezet in 1962. Deze aannemer nam grondverzet aan, sloot- en rioleringswerk. Duidelijk anders dus dan de huizenbouwers.

Aan het Koningin Julianaplein zat de kaas- en fijne vleeswarenwinkel van Arend van Geest. Na eerst zijn comnestibles met de mandenfiets te hebben uitgevent startte hij zijn winkel naast de Sperwer van Van Velzen. Van Geest kon uittekenen met een stompje sigaret in zijn mond. Hij had Gerard Schrader en Piet Koster in dienst die de bestellingen rondreed. Daar schuin tegenover had je de slijterij van Aad van Velzen. Na zijn café aan de Hoornsewal te hebben afgestoten, besloot hij met zijn vrouw een nieuwe zaak te openen aan het Koningin Julianaplein. Nadat Aad in 1970 was overleden, nam zijn dochter José de zaak over. Aan het Plein woonden nog twee bijzondere ondernemers. Of je het ondernemers mocht noemen weet ik niet echt. Zij waren kooplieden op de veiling, de gebroeders Van Marrewijk. Op de hoek van het Plein en de Prins Bernardstraat huisde het administratiekantoor van de heer Zwart. Menig Hoornse inwoner liet bij hem de belastingpapieren invullen. Aan de achterzijde van het Plein, de Koningin Wilheminalaan, zaten ook nog twee ondernemers. De verzekeringstussenpersoon Frans de Gier en aannemersbedrijf Ab Immers. De laatstgenoemde persoon is jarenlang voorzitter geweest de Stichting De Hoornbloem. Hij nam ook de uitvaartbegeleiding over van Toon Wilmer. Naar mijn mening was het goed dat hij oren had, anders had zijn hoed over zijn hoofd heen gezakt.

Eerst aan de Hof van Delftstraat later aan de Hoornsewal zat de fietsenzaak van Joop van Dalsem, die achter zijn zaak de werkplaats had. Joop was een bijzonder mens. Hij mocht je of hij mocht je niet. Dat sprak hij ook uit. Door zijn botte uitspraken durfde je soms met een lekke band niet eens naar binnen. Links daarvan de groenteboer/aardappelhandel Bert van Velzen. Op de hoek van de Woudseweg en de Hof van Delftstraat zat het schildersbedrijf van Theo van Beek sr.. De winkel aan de Woudseweg, de werkplaats aan de Hof van Delftstraat. Tussen de verfwinkel en groentehandel van Bert van Velzen zat een poort met daar achter de meelhandel van Hein van der Ende. Een stukje richting ’t Woudt huisde de fouragehandel Cor Tetteroo. Vrachtwagens hooi en stro werden er over de Woudse- en Hoornseweg vervoerd.

Op de plek waar nu de Kwalitaria zit, zat de winkel van Lau Bitter, het postagentschap en zaken als schoensmeer, borstels, lappen en zemen. Als de familie Bitter vertrekt neemt Toon Wilmer met zijn vrouw de zaak over en start er zijn schoenenzaak. Toon was overigens ook uitvaartbegeleider. De dragersvereniging van Den Hoorn assisteerde hem daarbij. Zijn opvolger Bert Gerritsen opende er vervolgens zijn schoenen- en sportzaak. Tegenover de winkel van Bitter stond de smederij van Casper van Dalsum. Later verhuisde de smederij naar de Hof van Delftstraat. Hier vestigde het bedrijf zich opnieuw, de smederij werd losgelaten en de ketelbouw kwam ervoor in de plaats. Naast vader Casper, zaten zijn zoons Jan en André in het bedrijf. Het pand dat midden op de Hoornesewal stond werd afgebroken. De toerit naar de Hoornsebrug, zoals wij die noemde, werd aanzienlijk verbeterd.

Aan de overkant van de weg, midden op het drukke kruispunt hadden Anna en Bertha Schenkeveld hun zaak. Als melkhandelaren liepen ze met hun fietsen. Aan hun fietsstuur hingen tassen met melkproducten, die ze probeerden uit te venten. Je kwam ze in alle uithoeken van het dorp lopend tegen. Hun winkeltje op het kruispunt werd vaak bevolkt door werkvolk dat er een biertje ging drinken. Af en toe werd er een patatje gefrituurd. We kochten er soms op zondag een ijsje of een snoepje voor kleine centjes. Een klein stukje de Rijksstraatweg op kwam je de houtzagerij, annex pallethandel van Dolf (A.F.) Hallensleben tegen. Aan de overzijde van het water, op het Balkengat, lag het hout dat werd verwerkt tot pallets.

Aan de overkant van het water op de Hoornseweg had je café Delfland van Nel van Halem en Bertus Corstens. Daarnaast de sigarenboer/kapper Piet Sosef. Naast zijn winkel ook de voorzitter van de EHBO-vereniging. Verder het slop in naar beneden zat de vrachtrijder Cor de Vreede. Hij had, dacht ik, één wagen waar hij bodediensten mee draaide. Daartegenover de Boerenleenbank. Van Mierlo was er de kassier. Met zijn grijs opstaande haren een persoonlijkheid in het dorp. De markante ‘bankdirecteur’ reed vaak op zijn brommertje met zwarte zijtassen door het dorp. Of hij dan het zwarte geld was op gaan halen is mij nooit verteld. Het filiaal van de Raffeissenbank was in handen van Jaap van Leeuwen aan de Looksingel. Hij voerde zijn bankzaken vanuit zijn woonadres. Later verhuisde de gefuseerde Boerenleenbank en Raffeissenbank als Rabobank naar de hoek van Looksingel/Hof van Delftstraat. Weer later naar het Koningin Julianaplein.

Terug naar de Hoornseweg. Even verderop richting kerk zat het bakkerswinkeltje van bakker L.E.F. van Velzen. Achter zijn winkeltje had hij de bakkerij. Twee huizen verder had je het woonhuis van tante Mien van Velzen. Zij verkocht religieuze voorwerpen, als kerkboeken, catechismusboekjes, kruisjes en religieuze kaarten en boeken en had tevens een manufacturenzaakje. Even verderop de kleding-, woninginrichting en manufacturenzaak van Joh. Vons. Verderop op de Hoornseweg misschien wel de grootste werkgever van Den Hoorn, De Delftse groenteveiling. De varende westlanders gingen na de kerk rechtsaf de brug onderdoor om vervolgens op een groot binnenwater aan te komen. Hier werden de eerder in deze blog genoemde gegroentes en fruit verhandeld. In de een strenge wintertijd was het een magnifieke ijspiste. Mijn vader heeft er met menig mooi Hoorns meisje zijn kunsten vertoond en schaatste met hen. Als laatste ondernemer op de Hoornseweg zat de suikerwerkfabriek van de heer Van Woerden. Deze zat nog verder richting Delft en lag naast de veiling van Den Hoorn. Tegenwoordig is het het Thomashuis dat is gevestigd in de oude oliemolen.

Gaandeweg kom ik wel tot de conclusie dat de familie Van Velzen wel een belangrijke bijdrage leverde aan de detailhandel van Den Hoorn.

Drie grote bedrijven namen een groot oppervlakte in in het dorp. Het transportbedrijf van Arie van den Berg, op de hoek van Dijkshoornseweg/Prinses Beatrixstraat. Het transportbedrijf en benzinepomp van Dirk van den Berg aan de Woudseweg en het tuinbouwtoeleveringsbedrijf BenFried aan de Dijkshoornseweg. Deze bedrijven waren prominent in het dorp gesitueerd. Het eerste werd een winkelcomplex en woningen en derde bedrijf huisveste nog een tijdje de meelfabriek Van der Ende en is nu mogelijk een nieuwe locatie voor een supermarkt. Het tweede bedrijf werd omgetoverd tot de bandenfirma Steegro.

Het medische ondernemerschap was o.a. in handen van dr. F.H. Reijnders. Hij had zijn praktijk in Schipluiden maar had ook patiënten in Den Hoorn. In Den Hoorn hield hij zijn spreekuur bij de Ammerlanen aan de Woudseweg. Op Den Hoorn woonde dr. Akkerman. Boven zijn woonhuis in de Hof van Delftstraat had hij zijn praktijk. Via een smalle trap kwam je bij hem boven. Had je wat aan je voet of been, dan was het lastig om in zijn praktijkruimte te komen. Later vestigde zich op de hoek van de Pr. Bernardlaan/Koningin Julianaplein de nieuwe jonge huisarts dr. A.M. van der Poel. Dr. Akkerman werd later opgevolgd door dr. De Weij Peters, een vreemde snoeshaan in mijn ogen. Nadat dr. Van der Poel was verhuisd naar de Hoornsekade, betrok De Weij Peters het oude pand van Van der Poel.

Of de verloskundige in die tijd ook een eigen ondernemer was weet ik eigenlijk niet. Maar kinderen kwamen ter wereld met behulp van de huisarts of door de verloskundige ‘juffrouw’ Jongeneelen. Menig kind is door haar handen gegaan.

Door het verhaal heen loopt nog één persoon die ik niet als ondernemer mag aanmerken, maar wel een bekendheid is, misschien wel dé bekendste Hoornese van die tijd, zuster Petronella, bijgenaamd zuster Pietje. Dat de naam Pietje kan afgeleid zijn van Petronella is één, maar waar het hier vaak ging om het controleren van de haren van de kinderen is twee. Zij zocht daar ‘Pietjes’, wat tegenwoordig de luizenmoeder doet. Aan te nemen valt dat zij daar haar naam ‘Pietje’ vandaan heeft. Vooral bij katholieken uit die tijd was zij een begrip. Ze bemande het consultatiebureau maar deed ook wijkverpleging en huisbezoeken. In haar lichtblauwe DAF reed ze als een vorstin door het dorp. Ze was altijd de voorste automobiliste in de file die ontstond. Snelheid zat er bij deze zuster totaal niet in. Ook richting geven deed ze niet als ze komende vanuit Delft de Schoolstraat in stuurde. “Ze weten toch dat ik daar woon”, zei ze dan. Menig keer heb ik gezien dat de auto moest worden geduwd naar het benzinestation van Kleyweg, omdat de zuster vergeten was te tanken. Eén keer, heb ik me laten vertellen, reed ze toeterend tien minuten lang door het dorp, omdat de claxon bleef hangen.

Wie ik nog bijna zou vergeten is De Gruyter. Weliswaar geen echte detaillist van Den Hoorn, maar deze detaillist nam wel een grote plaats in in het supermarktgebeuren. De winkel was aan de Oude Langedijk in Delft. Wekelijks kon je er je bestelling doen. Met een busje reed de bezorger de straten langs om zijn waren thuis te brengen. Wat ik echter nooit zal vergeten is dat deze Bossche winkelketen elke week weer aan het kinderen van de klant dacht. Men kwam altijd met ‘het snoepje van de week’. Kinderen van de klant ontvingen een aardigheidje soms in de vorm van een snoepje, andere keren met een knutselkadootje. Verder was het bij de Gruyter sparen, en dan met name kassabonnen. Men kreeg namelijk 10% korting bij inlevering van de kassabonnen.

De tijden zijn veranderd. Het intieme, kleine dat het dorp Den Hoorn had, is uitgegroeid tot een grotere plaats met veel meer inwoners. Waar je in het verleden iedereen bij naam en bijnaam kende is er door verkaveling van grond en nieuwbouw veel nieuwe ‘Hoornaren’ in het dorp komen wonen. Overigens is een Hoornaar iemand die later in het dorp is komen wonen. Een Hoornees is iemand die er is geboren of er zijn oorsprong heeft. (Ook baby’s waarvan de ouders op het moment van geboren worden in Den Hoorn wonen en die zijn geboren in een ziekenhuis zijn Hoornezen).

Zal de politiek straks bepalen dat Den Hoorn er nog meer huizen bij gaat krijgen als men er niet de ‘verplichte’ 50 maar 100 vluchtelingen hun woongenot gaat geven in het doorgaans vriendelijke dorp, dat nu in opstand is.

Ik weet het, de tijd kan je niet terugdraaien en willen we misschien ook niet, maar de herinneringen blijven en ik blijf ze koesteren.