361. Een mooie en liefdevolle Kerst

Rotterdam, December 2016. Al jaren woont Kees in haar straat, bij dat ‘vrouwtje’, flink op leeftijd. Hij heeft het op het werk altijd over het ‘vrouwtje’ zonder te weten hoe ze eigenlijk heet. Hij ziet haar ’s morgens met haar boodschappentrolley achter haar aantrekkend de straat verlaten en aan het eind van de dag, als hij al lang weer thuis is van zijn werk, de straat weer in komen wandelen. Wie is zij toch vraagt hij zich al geruime tijd af. Hij durft haar niet aan te spreken, als hij haar gedag zegt loopt ze zonder wat te zeggen, schoorvoetend langs hem heen. Het haar hangt als grijze slierten langs het hoofd. De jas heeft een vette kraag. Ze loopt op afgetrapte sneakers. Heeft ze familie?

Het is dinsdag voor Kerst. Over vier dagen zal het Kerstkind ‘geboren’ worden. Kees heeft zijn laatste verlofdagen opgenomen en is vrij tot aan Nieuwjaar. Hij is van plan om te gaan klussen. Kees is alleen. Zijn vrouw is drie jaar geleden overleden. Plotseling, hij vindt haar als hij thuiskomt van zijn werk. Ze ligt tussen het toilet en de muur in gezakt. 47 jaar is ze pas. Hij lijdt eronder, heeft zijn werk, maar sluit zich nauwelijks aan. Vrienden die hij in die tijd had zijn vrienden en vriendinnen van zijn voormalig echtgenote. Ze komen niet meer. Hij heeft een eenzaam bestaan, heeft geen kinderen en alleen zijn moeder leeft nog. Daar gaat hij regelmatig naar toe. Ook zij is op leeftijd en Kees is als de dood dat hij ook haar zal verliezen.

Kees is een financiële man, heeft een economische opleiding gedaan, maar heeft ook een paar ‘gouwe klauwen’, zoals hij dat zelf zegt. De badkamer moet nodig een opknapbeurt hebben, maar Kees schuift het steeds voor zich uit. Het is een emotionele plek, zijn vrouw lag er immers. Toch moet het dit keer gebeuren. Hij heeft zich al wat georiënteerd en is bij een keukenboer terecht gekomen, waar hij de hele inrichting heeft gekocht. Hij heeft afgesproken dat ze de badkamer zullen plaatsen, waarna Kees de uiteindelijke laatste handelingen zelf zal doen.

Om even voor tienen wordt er gebeld. Twee bouwvakkers staan voor de deur. De klusbus waar ze in rijden staat langs de stoep bij zijn huis. “Mogûh”, zegt de enigszins kalende man als Kees de deur opendoet. “We komen een badkamer plaatsen”, zegt de ander. Er wordt een stucloper uitgerold en voor Kees het weet is zijn huis een bouwproject. Kees ziet het aan. “Kan ik ergens mee helpen?” vraagt hij als men met zware pakketten binnen komt. Maar Kees hoeft niet te helpen. “Een bakkie koffie”, zegt een van de bouwvakkers, “dat zou wel lekker zijn.” Kees schiet de keuken in en schakelt het apparaat aan. “Espresso, cappuccino, gewone koffie”, vraagt hij als de mannen voorbijlopen. Kees maakt de koffie en ziet hoe in een sneltreinvaart alle materialen zijn huis worden ingedragen. Tijd voor koffie is er nauwelijks. Tussen twee loopjes in slurpen de mannen hun koffie naar binnen.

Het gaat die dag als een speer. Beloofd is dat de klus in twee dagen is geklaard en daar gaat men voor. Als de klussers die avond vertrekken staat er al een geheel nieuwe badkamer. De kleine dingen gebeuren de dag erop. Kees is stikgelukkig. Wie had gedacht dat hij voor de Kerstmis nog in het nieuw zou zitten?

De volgende ochtend zijn de mannen al om half acht bij de opdrachtgever. Kees loopt nog in zijn badjas als er wordt gebeld. Wanneer hij de deur opent nemen de mannen Kees van top tot teen op. Zijn lange, blote, witte benen en dito tenen staan in schril contrast met zijn zwarte badjas. “Zo Kees, laat naar bed gegaan?” vraagt een van de mannen. “Ik kon er geen zin in krijgen vanmorgen”, zegt Kees en toont een lach. “Wanneer denken jullie klaar te komen?”, vraagt hij. De oudste van de twee begint te lachen. “Dat moet je aan mij niet vragen”, zegt hij, “ik heb wel even nodig.” Hij glimlacht als hij zegt. Bij Kees valt het kwartje. “We verwachten tegen het middaguur de zaken afgehandeld te hebben”, zegt de andere breedgebouwde bouwvakker. “Dan is het aan u”, geeft hij mee. Kees twijfelt. “Zouden jullie ook de rest willen doen?” vraagt hij, “dan zit ik er met de Kerst helemaal picobello bij.” Even wordt er overlegd. De mannen noemen de meerprijs. Kees kan zich ermee verenigen en geeft hen zijn fiat. Waar hij eigenlijk drie jaar tegenaan heeft gekeken is nu in twee dagen klaar.

Het is nog even doorpezen, maar om half zeven geven de mannen aan dat de klus gereed is. Kees glimt, dit had hij niet verwacht. “Je krijgt de rekening toegestuurd”, zegt de oudste van het stel. “Wat we vanmiddag hebben gedaan, willen we graag handje-contantje”. Kees duikt even zijn voorraadkast en geeft hen het geld. Daarna nemen ze afscheid. Kees is in de gloria.

Doordat het allemaal heel voortvarend is gelopen bedenkt Kees dat hij daar best dankbaar voor mag zijn. Hij zoekt een ding, waar hij zijn dankbaarheid in kan tonen. De ochtend na de klus gaat Kees voor de boodschappen weg. Hij kiest vandaag niet voor zijn eigen supermarkt en rijdt wat verder weg. Als hij zijn auto heeft geparkeerd en de winkel in wil lopen, staat ze daar, het ‘vrouwtje’. Ze houdt haar hand op en brengt de karretjes terug. Mensen stoppen haar een zakcentje toe of een boodschap. De boodschappen gaan netjes in het boodschappenkarretje dat ze naast zich heeft staan en dagelijks achter zich aantrekt. Wanneer ze Kees ziet draait ze zich om. Hij doet of hij gek is en loopt haar voorbij. Op het gemak doet Kees zijn boodschappen. Hij heeft een plan. Hij doet meer boodschappen dan hij doorgaans gewend is. Als hij de winkel verlaat staat het ‘vrouwtje’ niet aan de deur. Ze is met iemand meegelopen om het karretje later weer in de rij te zetten. Kees wacht, ook hij wil graag dat ze met hem meeloopt.

Wanneer de oudere vrouw terug is vraagt Kees haar om even mee te lopen. Ze kijkt argwanend naar Kees. ”Ken ik u?” zegt Kees. De vrouw trekt haar mondhoeken iets omhoog. “We wonen toch in dezelfde straat”, zegt hij. De vrouw knikt. Ze loopt met Kees mee naar zijn auto. “Waarom staat u hier bij de winkel?” vraagt hij. Er komt niet veel uit bij de vrouw. Kees merkt dat hij haar niet teveel moet vragen en dat antwoorden krijgen moeilijk zal zijn. Toch probeert hij het opnieuw. “Loopt u elke dag naar deze supermarkt?” vraagt hij. Ze knikt. Terwijl Kees de boodschappen in een krat stapelt, geeft ze een voor een de goederen aan. Dan valt hij direct met de deur in huis. “Wat doet u met Kerst?” vraagt hij. Ze kijkt hem aan. “Ik eet wat ik heb gekregen van de mensen, verder bid ik voor de wereld.” Kees draait zich om. “Vindt u het leuk om bij mij te eten?” vraagt hij haar, “ik ben ook alleen en we wonen in dezelfde straat.” De vrouw schrikt van het aanbod. “Nee”, zegt ze, “ik blijf graag alleen.” “Maar ik ben ook alleen”, zegt Kees, “we kunnen dan toch samen….”. Dan ziet Kees een traan over haar wang lopen. De traan loopt naar haar mondhoek, ze slikt hem in en veegt met haar handen langs het gezicht. “Meent u dat nou?” en ze kijkt hem vragend aan. “Jazeker”, zegt Kees. “Ik heb het hartstikke goed en vind het fijn om iets voor een ander te kunnen doen.” “Ik moet er even over nadenken”, zegt de vrouw, “ik laat het je weten.”

Die avond gaat om even over half tien de deurbel bij Kees. Het oude vrouwtje staat voor de deur. Ze is net terug van extra koopavond. “Ik doe het”, zegt ze. “Hoe laat verwacht u mij?”

Op de eerste Kerstdag zitten Kees en het ‘vrouwtje’ bij Kees aan tafel. Hij heeft de rollade gebraden, heeft een champignonsoepje gemaakt, twee groentes gekookt en een heerlijke Monapudding als toetje. Ze praten over hun leven. Kees over de dood van zijn vrouw, het vrouwtje over haar malaise. Ze heeft een turbulent leven achter de rug, waardoor er veel schulden zijn ontstaan. Ze is afgesloten van het gas, en maakt haar eten warm op een warmhoudplaatje. Ze heeft geen verwarming en wil uit principe geen hulp. Met de fooien die ze krijgt kan ze rondkomen. Kees vraagt haar om eens in de kledingkast van zijn vrouw te kijken daar hangt nog van alles. “En als u toch boven bent mag ik gebruik maken van mijn nieuwe badkamer. Je bent de eerste die er gebruik van maakt.” De vrouw gelooft het allemaal niet en knijpt zich in de arm. Is dit werkelijkheid of een droom.

Het is een mooie eerste Kerstdag geworden voor Kees en Truus, het oudere ‘vrouwtje’. Truus gaat met een hele garderobe aan kleding de deur uit. Het haar heeft ze in een vlecht gemaakt. Ze hebben hun eerste contact en niet het laatste. Op zaterdagavond komt Truus regelmatig even bij Kees langs, geen relatie, maar gewoon vriendschap. En Kees, Kees heeft een doel, hij helpt Truus met de financiële zaken, vraagt een uitkering aan en steekt ook nog wat geld in het huisje dat ze bewoond. Langzaamaan krijgt het ‘vrouwtje’ de zaken weer op de rit. Ze gaat nog wel steeds met haar boodschappentrolley naar de supermarkt, “want de klanten kennen me al lang en ze zouden me niet willen missen.”

Op tweede Kerstdag gaat Kees naar zijn moeder, hij heeft iets leuks te vertellen. Ook zijn moeder geniet en niet alleen van de kookkunsten van haar zoon.

*Kees en Truus zijn gefingeerde namen